Etty Hillesum en het verhaal van de IJssel
Etty Hillesum is, zoals Anne Frank, een icoon van de Joodse geschiedenis in Nederland. Haar dagboeken maken, evenals die van Anne Frank, invoelbaar wat de oorlog betekende voor de Joodse bewoners in Nederland.
Etty Hillesum werd geboren in 1914 en kwam op 10 jarige leeftijd in Deventer te wonen, omdat haar vader rector werd van het Stedelijk Gymnasium. Hij was als het ware de verre opvolger van Alexander Hegius, de beroemdste leidsman van de Latijnse School in de vijftiende eeuw in Deventer. Etty verbleef haar jeugdjaren in Deventer en vertrok op 18 jarige leeftijd naar Amsterdam om rechten en Slavische talen te gaan studeren. In die periode en ook in de eerste jaren van de oorlog kwam ze vaker terug in Deventer. Tijdens de oorlog meldde ze zich vrijwillig aan om ondersteuning te bieden in kamp Westerbork . In juni 1943 werd ze daar definitief geinterneerd en in september van dat jaar afgevoerd naar Auschwitz met haar ouders en broer. Op 30 november werd ze daar vermoord. Ze was toen 29 jaar.
De brieven en dagboeken van Etty Hillesum worden gelezen als documentatie van haar persoonlijkheid en de zoektocht naar de diepere zin van het leven in een wereld vol dreiging en toenemende beperkende mogelijkheden.
Wicher Naberman, fotograaf, heeft het IJssellandschap vastgelegd door de jaren heen en is al langer geintrigeerd door de relatie van Etty Hillesum en de IJssel
Bij gelegenheid van de tentoonstelling van zijn foto's opgesteld langs de IJssel, schrijft hij daarover op zijn website hetijssellandschap.nl het volgende:
"In haar dagboeken haalt Etty herinneringen op aan wandelingen langs de IJssel en fietstochten in de omgeving van Deventer. Zij vertelt over de ervaringen van rust, ruimtelijkheid en vrijheid in het landschap, een volledig contrast met de chaos, onrust en nerveuze spanning in haar ouderlijk huis. Het IJssellandschap moet op Etty Hillesum onuitwisbare indrukken hebben achtergelaten. [...]
Heeft het IJssellandschap met zijn typische kenmerken van o.a. dynamiek, verandering, openheid en ruimtelijkheid haar manier van denken bepaald of vond zij omgekeerd diezelfde kenmerken die zij in zichzelf voelde, terug in het IJssellandschap?"
Voor Etty Hillesum is het essentieel dat de binnen- en buitenwereld een geheel vormen anders is er geen vrede, geen stilte, geen vrijheid. In de citaten hieronder wordt haar innerlijke zelf steeds meer onderdeel van de buitenwereld en omgekeerd; uiteindelijk is het subject onderdeel geworden van het object."
Naberman haalt daarvoor de volgende citaten aan:
"Op 4 juli 1941 schrijft zij:
'In Deventer waren de dagen grote zonnige vlaktes,... Er waren korenvelden, die ik nooit meer zal vergeten en waarbij ik bijna neergeknield was, er was die IJssel met de kleurige parasol en met het rieten dak en de geduldige paarden. En dan, de zon, die ik door alle porien liet binnenkomen'.
Op 7 augustus 1941:
'Vanavond hing de zon als een roodgloeiende bol tussen twee zwarte masten van een schip. Over de sponning in de verte schuifelde een speelgoedtreintje. Er was een vrolijke wolkenlucht. Ik stond daar op de schipbrug in m'n regenjas en keek maar'.
[...] Op 23 maart 1941 schrijft ze:
'...de dagen lagen als open wijde vlaktes voor me en ik kon vrij over die vlaktes gaan en die dagen waren wijd en onbelemmerd in hun uitzicht. En nu zit ik weer midden in het struikgewas'.
Op 7 augustus 1941:
'Ik zou zelf wel willen verdwijnen, zelf willen oplossen, mezelf willen vergeten en kwijtraken. Niet weglopen voor mezelf, maar heel natuurlijk en harmonisch willen oplossen in de aarde en de hemel'.
De wens om op te lossen in het landschap is gerealiseerd als ze schrijft:
'Ik ben stilgestaan op dat bruggetje en heb gekeken ver over het water, ben versmolten met het landschap en heb al m'n tederheid in die nacht neergelegd en gegeven aan de hemel met z'n sterren en aan het water en het bruggetje'. (25 april 1942)
Op 3 juni 1942 schrijft ze: 'Maar het zou zo moeten: eerst alles kristalhelder beschrijven, zeer exact en minutieus, en wanneer men tot in de laatste uithoeken de vatbare realiteit van iets heeft uitgebeeld, dan pas is het rijp om in de irreele sfeer over te gaan, dan pas kan het tot symbool, tot gelijkenis worden van een immateriele en irreele voorstellingswereld'.
Het bovenstaande klinkt bijna als een verantwoording achteraf voor haar manier van schrijven, omdat zij in de vele voorgaande dagboeknotities reeds uitgebreid gebruik maakte van metaforen. Het landschap blijkt een onuitputtelijke bron voor haar metaforische beschrijvingen van mensen, situaties en haar eigen innerlijk. De beeldende beschrijvingen van Etty zijn ondenkbaar zonder haar observaties van en belevingen in het landschap van haar jeugd.
Over bijvoorbeeld het uiterlijk van Julius Spier, haar leermeester en geliefde, schrijft ze dat zijn gezicht voor haar nog steeds 'een fascinerend, aangrijpend landschap is' (15 maart 1941). Precies een jaar later schrijft ze: '...het viel me weer op, hoe de kop een grauw, verweerd, oeroud landschap was' (17 maart 1942).
Nog beeldender is het taalgebruik als ze haar eigen innerlijk beschrijft:
'Mijn innerlijke landschap bestaat uit grote, wijde vlaktes, oneindig wijd, er is nauwelijks een horizon, de ene vlakte gaat over in de andere'. Even verderop: 'De binnenwereld is even re'el als de buitenwereld. Men moet dit bewust weten. Zij heeft ook haar landschappen, haar contouren, haar mogelijkheden, haar onbegrensde gebieden. En zelf is men het kleine centrum waar binnen- en buitenwereld elkaar ontmoeten' (11 juni 1941).
Op 30 december 1941 schrijft zij:
'...Heb dat vaak of het uiterlijke landschap de weerspiegeling is van het innerlijk. Donderdagmiddag even langs de IJssel. Stralend, wijd en helder landschap. Ook een gevoel voort te lopen door de eigen ziel'.
Op 20 februari 1942 schrijft zij 's morgens in haar dagboek:
'Ik had opeens het gevoel vannacht, dat m'n innerlijke landschap er uitzag als wijde graanvelden, die te rijpen stonden'. Aan het eind van de ochtend vervolgt zij: 'Ik heb weer eens gewandeld langs de grenzen van het innerlijke rijk, weer eens helemaal vertoefd in de stilte -nog lang niet stil genoeg- en gevoeld hoe broodnodig ik dat heb'.
Het werd al opgemerkt dat Etty zich in het landschap opgenomen voelde. Zij was er deel van geworden. Verlaat zij in materiele zin dit landschap, dan blijkt zij geestelijk het landschap in zich gesloten te hebben. Zij draagt het met zich mee. Een opvallende kentering heeft in de relatie subject-object plaatsgevonden.
Deze omschakeling is van vitaal belang voor Etty Hillesum om te kunnen overleven in een steeds repressievere wereld. Door de voor joden beperkende maatregelen, kan zij niet meer die plekken opzoeken waar zij naar verlangt. Het deert haar niet, de landschappen zijn in haar.
Op 26 juni 1942 schrijft zij:
'...ik draag m'n eigen klimaten en weersgesteldheden in me en ben onafhankelijk van die buiten me. Dat men eigen seizoenen en landschappen in zich draagt, het gaf me ineens zo een machtig en onafhankelijk gevoel'.
Op 15 september 1942:
'En al zou ik zitten in een ondergrondse cel, dan zou dat stuk hemel binnen in mij uitgesponnen zijn en mijn hart zou als een vrije vogel uitvliegen naar de hemel....'.
En 9 oktober 1942:
'Door mij heen stromen de brede rivieren en in mij staan de hoge gebergten. En achter de struikgewassen van m'n onrust en verwarringen strekken zich de brede effen vlaktes van m'n onrust en overgegevenheid. Alle landschappen zijn er in me. Er is ook voor alle plaats. In mij is de aarde en in mij is ook de hemel'.
In bovenstaande fragmenten worden binnen- en buitenwereld nog als afzonderlijke grootheden beschreven in een onderlinge samenhang vol symboliek. In andere dagboekaantekeningen, vooral in de periode dat haar bewegingsruimte steeds meer wordt ingeperkt, zijn die afzonderlijke werelden volledig verdwenen."
Etty Hillesum blijft inspireren. http://youtu.be/jLh3QIf22Dc