Magische plekken langs de IJssel
In 2007 is er een uitgave uitgebracht met 8 wandelroutes langs magische plekken bij de IJssel. Eerder werd er door IJsselID al een lezing verzorgd over, onder andere, mystieke plekken langs de IJssel (zie het essay van Ferdinand van Hemmen). Dat het ontstaan van nederzettingen ook op een andere manier kan worden verklaard, dan de conventionele manier, bewijst dit verhaal over magische plekken langs de IJssel. Voor een overzicht van de plekken wordt verwezen naar het boekje Magie langs de IJssel van Dick van den Dool.
Volgens Van den Dool bestaan er overal belevingsplekken, plekken waar je via intuitie of met je onderbewustzijn contact kunt leggen met de sfeer uit het verleden en met de 'subtiele' energie van moeder Aarde, de Natuur en de Kosmos. Het gaat om plekken die van nature bijzonder zijn en die belangrijk waren voor de loop van de geschiedenis. Hiervoor wordt de elementen van Aarde, Water, Vuur en Lucht ingezet en worden Oerpunten benoemd. Bij een oerpunt bevindt zich het meest krachtige energieveld dat vaak verbonden is met de oudste burcht of kerk van een stad. Waar of niet waar, vandaag de dag zijn er nog altijd symbolen aanwezig in de steden van dit magische verleden en ervaren mensen belevingspunten.
In de IJsselvallei speelt de IJssel een belangrijke rol voor de magische plekken. Het water was de verbindende schakel tussen de Hanzesteden. De IJssel is een van de weinige riviertakken in ons land die naar het noorden stroomt, de oude heilige richting ,de richting van de dood met haar transformatie. Andere grote rivieren, zoals Maas, Waal en Schelde, stromen westwaarts, in de richting van de ondergaande zon. De Rijn is eigenlijk de moederrivier van de huidige IJssel. Het Duitse 'Der Rhein' geeft aan dat hij als mannelijk werd ervaren. Germaans Keltische stammen zagen in de Rijn het 'geboorteaspect, de inwijding in het menselijke leven, de doop. In de Maas herkenden ze de inwijding in het leven, de volwassen wording en in de Schelde, de dood, de uitwijding van het leven'. Bij de Rijn kan naast haar fysieke stroom een subtiele kwaliteitsstroom benoemd worden, een energetische kern, die bij Westervoort haar weg vervolgt via de IJssel.
Magische en mystieke plekken zijn door het hele land en de IJsselvallei te vinden. Hier zal Doesburg als voorbeeld worden gebruikt. Wederom is het boek van Van de Dool als uitgangspunt gebruikt. Hij gaat op zoek naar de oorsprong van Doesburg en benoemt magische plekken in de stad.
Om op zoek te gaan naar de oorsprong van de stad, wordt gezocht naar het mannelijke Oerpunt. Maar over de eerste bewoning is niet veel bekend. Het noordwestelijke stadsdeel bij de Nieuwe IJssel, waar ook de eerste kerk stond, werd vermoedelijk in de dertiende eeuw door de Nieuwe IJssel weggespoeld. Een verdedigingspunt met bebouwing in het noordoosten van de stad werd in 1343 weggespoeld door de Oude IJssel. De grens van de stad werd naar het zuiden verlegd. De verdwenen burcht heeft mogelijk op het punt gestaan waar de Oude IJssel in de IJssel uitmondde. Het idee leefde dat dit de burcht was die door Drusus, een Romeinse generaal, was gebouwd. Mogelijk stond deze op een ronde heuvel. Op de plek waar de 'oude burcht' stond, bevond zich het mannelijke Oerpunt van Doesburg, symbool van de wereldse macht. Het mannelijke Oerpunt in Doesburg kan daarom niet meer gelokaliseerd worden. Het vrouwelijke Oerpunt zal geweest zijn op de plek waar de oudste kerk heeft gestaan. Het kerkgebouw werd in de dertiende eeuw verplaatst naar de huidige plek en daarmee is waarschijnlijk ook het vrouwelijk Oerpunt mogelijk in het water verdwenen.
Een andere manier om magie in de ontwikkeling van de stad te ontdekken is door te kijken naar het (middeleeuwse) stratenpatroon. In Doesburg wordt het stratenpatroon van de stadsopbouw in de tiende eeuw gekenmerkt door een kruisvorm. De assen waren gericht op de midwinter en de midzomer zonsopkomst. Het stadshart als een op de zonnewende georienteerd stadskruis. De lengteas, Roggestraat - Gasthuisstraat, liep parallel aan de loop van de Nieuwe IJssel voor 1343 en de breedte as stond loodrecht op deze loop. Op het kruispunt verrees het stadhuis, annex wijnhuis en stadsbierhuis (de tegenwoordige Waag). Zie ook de afbeelding.
De assen deelden de stad als het ware in vier kruisvakken op. De twee noordelijke kruisvlakken symboliseerden de vrouwelijke kant en de zuidelijke kruisvlakken de mannelijke kant van de stad. De kruisvlakken kunnen zo worden ingedeeld:
- Het noordoosten: waar de oude burcht is verdwenen. Dit was ook een geestelijk gebied met een klooster en gasthof. Men zocht rustige plekken op aan de rand van de stad om te mediteren. Hier lag het winterkwartier van een riddergeslacht, de Hof van Wisch. Tot 1207 maakten deze roofridders de omgeving nog onveilig.
- Het zuidoosten: de elitestraten, Kerkstraat en Herestraat.
- Het zuidwesten: de grote kerk met het grote klooster, grote convent of mariengaerde
- Het noordwesten: de plek waar mogelijk de eerste stadskern heeft gelegen en waar de eerste kerk stond. Het heeft zich later ontwikkeld tot handelskwartier en er is nu een volksbuurt.
In de stad zijn plekken die verwijzen naar magie in het verleden en zogenaamde belevingspunten. Hier worden twee plekken uitgewerkt.
De Grote of Martinikerk heeft aan de buitenkant van de kerk in de gevel aan de zuidoostzijde naast het koor een opmerkelijk steentje. Een magische, linker handdruk in eer zwart gebakken steen ter afweer van iets in de lucht uit het oosten. In 1547 zijn als gevolg van blikseminslag de toren en kerk uitgebrand, heeft iemand deze bliksemhand later aangebracht als afweerteken? Langs welke baan trokken in die tijd de onweersbuien? Recentelijk komen ze uit het zuidzuidwesten, maar misschien hadden ze in de Middeleeuwen een andere beweging.
Het magische handje is door de eeuwen heen een eigen leven gaan leiden. Het wordt 'het handje van Haanappel' genoemd. De heer Haanappel uit Doesburg was in de eerste helft van de achttiende eeuw leidekker. Hij was in de toren aan het werk toen de bliksem insloeg en er brand uitbrak. Hij zich kunnen redden door zich via de klokkentouwen naar beneden laten zakken, echter niet zonder zijn handen te verbranden aan de touwen. Het verhaal gaat dat zijn nazaten tot op heden allemaal handen hebben die lijken op schuurpapier. Mevrouw Ria Haanappel, die boven het VVV kantoor woont, zou hier nog dagelijks het bewijs van zijn.
Op de hoek van het Schepenhuis aan de Roggestraat en de Koepoortstraat bevindt zich een beeldje van Martinus, de beschermheilige van de stad. Daaronder ligt een ronde blauwe arduinsteen waarin fossielen zichtbaar zijn. In de Hanzeperiode, tot in de zeventiende eeuw, stond hier een lichte drilkoor (strafwerktuig) waarin dames van lichte zeden werden gestraft. Het gat waarin de as draaide is nog te zien. Maar de steen is veel ouder en het is mogelijk dat de steen eerder een ander doel diende. Het kan een centrumsteen zijn van waaruit de stad in kwartieren werd verdeeld, of een ompolingsteen. Die zou plus in min maken en omgekeerd. Een andere optie is dat het een geomantische steen is die het negatieve weg jaagt, zoals demonische beelden bij de kerkdeur. Of zorgt het tegelijk voor een energetische kringloop, een pomp die de gevel energetisch reinigt met de hulp van een ondergrondse waterbron. De auteur van het boek daagt u uit om op of bij de steen te staan en zelf te ervaren en voelen hoe de steen voor u werkt.