Overslaan en naar de inhoud gaan
ijsselid-logo
Menu
Terug naar de zoekpagina
15-06-2014 Artikel

Tuinders op de Steenenkamer

Rob te Wierik, En Progresse, bij gelegenheid van het Eerste Schuurtjesfestival Steenenkamer, 23 en 24 mei 2014

Kroniek van de laatste tuinder

Papa; zijn je handen nog zwart ?
Zit de aarde nog steeds diep in je gegroefde handen
die na al die jaren van hard werken je tekenen als tuinder
tuinder van de Steenenkamer

Aan de overkant daar zaten ze goed. Hoog en droog op hun rivierduintje. Kerkjes met protsige torentjes, jaarmarktjes, stokvis en koek.
"Nobody goes where eagles dare ....". Werkvoetbal noemen ze dat; met roodgele gestreken broekjes op zondagmiddag een beetje rennen, over licht bevochtigd kunstgras. Aan de overkant hebben ze nog nooit gewerkt. Dat deden wij. Waarom? Omdat de natuur dat zo bepaald heeft. Omdat wij de klei hadden en zij het zand. Omdat wij in de binnenbocht van de IJssel geboren zijn en zij in de buitenbocht. Daarom kregen wij van de IJssel klei. En zij het zand.
En zand mevrouw, rivierzand mevrouw, dat maakt mensen lui. Daarvan krijgen mensen praatjes....

Koemest, koeienstront. Die van de overkant brachten vroeger hun eigen stront deze kant op. De heren Grootburgers van Daventria die het recht kregen op deze grond. Nee, niet aan hun eigen kant. Nee, in die zandbak hadden ze heel andere spelletjes te spelen. Ze kwamen naar de stadsweiden. Met vee, knechten en de melkmeisjes. En ze lieten hun poep door poeprijders ophalen om ze hier op het land brengen. Stadspoep mevrouw, poep van de hoge heren van Daventria mevrouw! Weet u hoeveel een mens in zijn leven poept? 5000 kilo! Veel poep. Er ligt hier heel veel poep. Stront. Want bij de stadse manieren bleef het niet bij 5000 kilo! Waarom wij dat kregen. Gewoon, omdat de natuur dat zo bepaald heeft, daarom! Wij de klei en de poep. En zij, zij onze witlof, kool, aardappelen, bonen en natuurlijk... onze kroten.

Dankbaar, denk maar niet dat wij niet dankbaar zijn. Konijnen zijn het. Daar, daar aan de overkant. Het fokt maar door. En wie mag al die mondjes voeden? Wij. Dat mogen wij, de tuinders van de Steenenkamer. Zo verdienden we ons geld, mevrouw. Om stenen huizen te bouwen. Om onze vrouwen en kinderen te voeden. Zo verdienden we ons geld.
Nu niet meer mevrouw, want dat bepaalt de natuur.

De veiling in Twello, dat prachtige grote veilinggebouw. Mevrouw, heeft u het gezien vorige week mevrouw, heeft u het gezien? Gesloopt hebben ze het. Lang mochten wij alles wat we uit dit mengsel van klei, zand en poep via dit gebouw naar hun markt brengen.
De memmen waren wij. De memmen van de overkant. Want dat had de natuur zo bepaald. Wij met onze handen in het zand en zij met hun dikke pens op die zandbult.
Maar ze wilden onze memmen niet meer en ze slopen ons bestaan.

Het ritme van de seizoenen volgen lijkt zo eenvoudig
maar het kruipt in je lichaam
Kou, vocht, wind en vorst zijn grondstoffen voor alle gewassen die door je handen zijn gegaan
Overwonnen, maar toch zullen ze je geraakt hebben

Tuinder dat wordt je niet, dat ben je. Je huis, erf, schuur, je lijf. Je kinderen, je wijf. Tuinder ben je iedere dag, iedere nacht, iedere zonnestraal en elke regendruppel. Tuinder zijn is je natuur. Vreemd hoe de natuur zich tegen je keert. Het regent te lang en te hard, het vriest te lang , natuurlijk, natuurlijk ..... Daar is wel mee te leven mevrouw, dat zijn we gewend mevrouw.
Maar wat als de mond die jij voedt zich tegen je keert, als die mond jou uitspuugt om zich vol te stoppen met ..... met ..... rotzooi.
Als die grootburger daar op die zandbult bepaalt, als hij bepaalt ....

Vreten doen ze nog wel mevrouw, maar het moet wel meer mevrouw, het moet goedkoper. Het moet anders. Ze komen van hun zandbult af en wat ons scheidt verbind ons opeens. Ze bouwen een brug over mijn land, dwars door hun eigen mond en midden in hun eigen poep. Die grootburgers van die zandbult ontdekken de wereld en mijn gegroefde handen moeten mee. Moeten mee.
Maar met deze handen kan ik de wereld niet ontdekken mevrouw, op deze blote voeten kan ik mijn kroten straks niet naar de veiling in Zwolle brengen mevrouw, of nog verder, naar de veiling in weet ik waar.
Daar daar bij dat roodgele circus haalde ik mijn olie voor mijn tractor. Koninklijke Olie mevrouw, koninklijke olie! Shell, het is de Shell waar ik fuelsave euro 95 moet halen om mijn kroten naar the Greenery te brengen. The Greenery

In je oude werkschuur, nog een emmer kunstmest,
een overgebleven fles parathion
en een apparaat waarvan huidige generaties de betekenis niet meer kennen
De gegroefde en geroeste handvaten zwart door de aarde die
in de loop der jaren diep in zijn porien is getrokken

Het is afgelopen mevrouw, voorbij. Dit was mijn laatste oogst. Ik stop ermee. Een trotse tuinder van de Steenenkamer stopt. Denk niet , dat ik niet dankbaar ben dat ik jullie monden heb mogen voeden. Ik heb het graag gedaan, graag gedaan voor jullie. Nu is het goed zo. Voorbij.
Kom nog eens kijken hier op de klei. Kom nog eens van die zandbult af, de brug over. Misschien vind je me nog. In het zand, in het land ... Misschien vind je me nog ......

Tenslotte

Voel je me nog
ruik je me nog
als dat zo is, ben ik niet vergeten
weet je mij nog om je heen in het zand in het land
in de lucht in je blik
je kan je verzetten tegen wetten maar eens ga je
ashes-to-ashes dust-to-dust
ik was de anarchist in deze natuur
misschien wel de antichrist
warm moest koud, moest warm
zomer werd winter en licht werd donker
ze maakten het precies zoals het moest voor mij
hoewel voor mij
stijve rauwe tuinders die de wereld naar hun eigen hand dachten te zetten
aanpassen en ontregelen liggen dicht bij elkaar
het zand is weer koud en de koelte weer warm
ze zijn vertrokken
nieuwe mensen zijn aangekomen en stellen nieuwe uitdagingen
en ik deze plek
ze kennen mij niet meer
nog niet