Stad en platteland
Hoe komt het toch dat stadslandbouw het zo goed doet? Volkstuintjes zijn niet aan te slepen, AH doet in minituintjes, Heel Nederland Tuiniert.
Is dat geen teken dat men (wie is men?) uitgekeken is op het platteland; in ieder geval op dat wat het platteland groot heeft gemaakt en nog zorgt voor haar bestaan, namelijk de landbouw? Men wijst dan op de schaal en de kwaliteit van de huidige massaproductie, de dubieuze technologische innovaties op het gebied van veredeling en productie, de 'geuroverlast' en het dierwelzijn dat vaak lijdt onder het 'verdienvermogen'.
Uiteraard is stadslandbouw een hype, een bevlieging maar het fenomeen staat niet op zich. De stad heeft de toekomst. De groei die er nog is moet plaatshebben in de stad. Daar is het centrum van de economie en de cultuur. Het platteland krijgt zelfs - in de opvatting van D66 - een Minister van Krimp. Leegstand van kantoren en fabrieken is belangrijker dan die van boerderijen, ook al zijn het dominante artefacten op het platteland.
In de stad bevindt zich de creatieve economie, de creative class. Alles wat iets voorstelt zoekt zijn/haar heil in de stad.
In dat beeld past een sexy, nabije landbouw; zonder gif en zonder de moderne kwalen van verkeerde, ongelijke en in ieder geval ongezonde productie.
Van die aandacht voor de nieuwe stadseconomie heeft ook het erfgoed last want in de stad kan het erfgoed veel beter benut worden en geexploiteerd dan op het platteland; daar is het op een paar plekken na, te zeer verspreid.
En zolang erfgoed (vergelijk cultuur) geen waarde op zichzelf heeft, maar vooral economische, maatschappelijke en identiteitswaarde, houdt het stedelijk erfgoed haar primaat.